r
TUSSCHEN WASSENAAR EN DEN HAAG
91
als beschouwingen, op de grens Wassenaar - Den Haag,
op den Raamweg en de Dennewegen betrekking hadden.
Alvorens een samenvatting te geven lijkt mij de gelegen
heid niet ongepast om nog een tweetal punten te be
spreken, die met het behandelde onderwerp in meer of
minder eng verband staan en gevoeglijk daaraan vast
geknoopt kunnen worden. Het eerste gaat over de kwestie
van het westersche en het oostersche pad naar het strand,
het tweede betreft den Deenenweg bij het dorp Scheve-
ningen.
Wie het eerst de aandacht gevestigd heeft op het
bestaan van het westersche pad naar Scheveningen, is
mij niet bekend, maar Veegens in een zijner schetsen
heeft het er over1). Hij schrijft: ,,In den Grafelijken tijd
voerden twee wegen van 's Gravenhage naar Scheve
ningen. De eene ging uit van den Denneweg, die nog
in eene Schepensacte van 1572 als de weg ,,naar strange
(het strand)” wordt aangeduid. Nog op de kaart van
Delfland van 1606 vindt men dien weg aangeteekend.
De andere weg, wel eens het Westersche pad genaamd,
liep van het Noordeinde uit, vrij onregelmatig door de
duinen Vermaas gaf de volgende beschrijving van
dit laatste pad2): langs een slag, dat zich eerst in
tweeën en later nog eens in drieën verdeelde”, (verg, de
kaart van Floris Balthasar, waarop de naam Westerpad
echter niet voorkomt) „kwamen de Scheveningers in
Den Haag; dit slag heette het Westerpad. Er was nog
een ander slag, dat in Den Haag begon bij den Denne
weg en heette „de weg naar strange” maar het
1) Mr. D. Veegens, Historische studiën, I 139, 1884. Reeds eerder
verschenen in Meded. van de Ver. ter beoefening der geschiedenis
van ’s Gravenhage II, 1876.
2) J. C. Vermaas, Geschiedenis van Scheveningen I, 13.