TUSSCHEN WASSENAAR EN DEN HAAG 97 x) A. W. Vlam, Historisch-morfologisch onderzoek van eenige Zeeuwsche eilanden, Tijdschr. Ned. Aardr. Gen. 1943 no. 1, bl. 15. Vlam kan zich op grond van nieuw ingestelde onder zoekingen aan Nederlands zeekust met deze opvatting echter niet vereenigen 3). Haars inziens zijn de vroeger bijeengebrachte gegevens niet overtuigend genoeg om te bewijzen, dat de zeeduinen na circa 400 na Chr. zijn ontstaan. Volgens haar meening zullen zich nieuwe ge zichtspunten moeten openen om den ouderdom der zee duinen te bepalen. Heerscht er dus over den tijd van het ontstaan der (jonge) zeeduinen nog geen volledige eenstemmigheid, zoo zijn de geologen het er wel over eens, dat de zee duinen rusten op een oudere zandformatie, die in karak ter en wijze van ontstaan overeenkomt met de binnen - duinen, klingen of hooge geesten, zooals die tegenwoor dig nog landinwaarts van de zeeduinen aan de opper vlakte liggen het zoogenaamde oude duinlandschap. Dat de kustlijn in den Romeinschen tijd verder naar buiten gelegen moge hebben, doet daarbij niet ter zake, omdat er overigens geen verandering in het geologisch beeld mee gepaard ging. Het is nü een zandkust op rijzende uit een ondiepe zee met zandbodem en er is geen reden om aan te nemen, dat het 1500 a 2000 jaar geleden anders was. Of er onder die omstandigheden aanleiding was bij Scheveningen aan zee of iets meer landwaarts in een Romeinsch eindstation te vestigen, mag betwijfeld worden; de Maasmond lijkt daarvoor meer de aangewezen plaats. De waarschijnlijkheid van een militairen weg van Arendsburg naar de kust be noorden Scheveningen lijkt daarom uiterst gering. Dat het een weg geweest is, waarlangs de manschappen van de bezetting van Arendsburg zich naar de beboschte

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 109