IN DE MIDDELEEUWEN 3 1) Slechts eenmaal werd als bijzonderheid gesproken van een „kaersceep met levende visch” (29 Maart 1394)een paar maal van „tonvisch” (24 Jan. 1395). 2) In een brief aan de Hanse (H.U.B. dl. V, nr. 974) van den Bosch (1410) staat: „dat die corfharinghe op die see gesouten werd en verpakt”. 9 Aug., 6 Sept., 13 Sept., 27 Sept, en 4 Oct. de tol passeert; iets dergelijks zien wij bij Jacob Kerstensz, Blenxken en Jan Gheritsz, terwijl vele anderen maar twee of drie maal, de meesten zelfs maar eenmaal genoteerd staan. Moeten wij de eerstgenoemden voor groothande laars houden? Speciaal bij Jan van Wouden valt in dat opzicht nog iets op te merken. In de week van 27 Sep tember wordt van hem viermaal tol geheven; dit kan niet anders verklaard worden, dan dat hij met vier schepen zijn bedrijf uitoefende; het verschijnsel, dat hij 28 Maart 1395 tweemaal betalen moet, en de betrekkelijk korte termijnen van 24—31 Mei, van 2—9 Aug. en van 613 Sept, zouden daarmede dan ook verklaard zijn. Jacob Kerstensz bijvoorbeeld komt slechts eens in de 14 dagen voorbij Tiel. De visch, welke vervoerd wordt, is meestentijds haring, welke per last wordt opgegeven; 1 2, 2J^, soms 3 last is de hoeveelheid; ook bokking komt een zeer enkele keer voor (zie Januari 1395); meermalen wordt de vracht ook aangeduid als visch, welke bij corven gemeten wordt. Hiermede wordt dan waarschijnlijk schelvisch en plat- visch bedoeld, welke men gedroogd of gezouten zal heb ben vervoerd 1); ook de haring zal wel gezouten geweest zijn2); het kaken, dat wel reeds omstreeks 1380 was uitgevonden, had men ook nog veel later niet algemeen ingevoerd. Dat men de haring nog meer op prijs stelde dan de blanke visch kan men ook uit het verschil van het tolgeld concludeeren, dat per haringlast 20 grooten, per

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 11