TUSSCHEN WASSENAAR EN DEN HAAG
99
om 1 en 3 aaneen te smeden en wilde het daarom èn als
oerouden weg èn als grens gekenmerkt hebben. Er rest
dus nog de waarde van dit deelstuk in die beide hoe
danigheden te toetsen.
Wat zijn aanspraak als grens betreft, zou het volgens
Pabons gedachtengang aan deze twee voorwaarden moe
ten voldoen: het vormde vóór de door Pabon aangenomen
afsplitsing van Haagambacht uit Monsterambacht de
afscheiding tusschen dit laatste en Wassenaar en het
maakte na die afsplitsing de grens tusschen Wassenaar
en Haagambacht uit. De vluchtigste blik op de kaart
leert, dat het tweede geval zich niet voordoet. Over de
niet-verwezenlijking van de eerste voorwaarde is boven
reeds het noodige gezegd en ik behoef daarom hier
slechts te herhalen, dat het uitgesloten geacht mag wor
den ter plaatse van stuk no. 2 de oude grens van Mon
sterambacht aan te treffen. Over het feit, dat Haag
ambacht zich met een aanmerkelijke oppervlakte ten
oosten van die veronderstelde grens Monster/Wassenaar
uitstrekt, loopt Pabon stilletjes heen. Maar het zou in
zijn gedachtengang toch wel verklaring eischen, waarom
de grens Monster/Wassenaar niet is overgegaan in die
tusschen Wassenaar en Haagambacht. De vrijheid, die
Pabon zich veroorlooft om de afscheiding Monster/Was
senaar langs het deelstuk no. 2 te leggen, heb ik reeds
boven bestempeld als volslagen willekeur. Dat hij op die
wijze dekking van weg en grens langs het stuk no. 2
verkregen heeft, legt geen gewicht in de schaal. Want
als men geen rekening houdt met congruentie van de
grenzen Monster/Wassenaar en Haagambacht/Wasse-
naar, zooals de theorie van Pabon vereischt, en als men
een groot stuk van Haagambacht verdoezelt, staat de
weg open om de grens Wassenaar/Monster te laten
samenvallen met elk ander tracé, dat men willekeurig