LI DE RAAMWEG EN DE OUDE GRENS 100 door het oostambacht van Den Haag zou kunnen trek ken. Een diepere zin is daarin niet te ontdekken. Dit wat betreft de waarde van no. 2 als grens. De hoedanigheid van no. 2 als weg stelt ons voor een minder eenvoudig probleem. Want Pabon heeft zich niet tevreden gesteld de gaping tusschen no. 1 en 3 te overbruggen met behulp van een denkbeeldige lijn, maar hij heeft het bestanddeel weg in het samenstel grens/weg levensvatbaarheid trachten in te blazen door verschil lende wegen en wegstukken tot een doorloopenden ver bindingsweg aaneen te rijgen. Terwijl hij dus voor stuk no. 2, als grens opgevat, een oude grens moest opdiepen, een poging, waarin hij m.i. jammerlijk gefaald heeft, had hij dat ten opzichte van den aard als weg niet van noode. Hier had hij echter aan te toonen, dat deze weg gedeelten reeds tien eeuwen bestonden, voordat de kiem van Den Haag gelegd werd. Voorwaar, een ondankbare, ja onmogelijke taak, nu de spade tot dusver niets aan het licht gebracht heeft, dat de aanwezigheid van een weg in Romeinschen tijd juist langs het tracé van deel- stuk no. 2 vaststelt of zelfs maar doet vermoeden. De oorsprong van dat wegstuk te willen verplaatsen naar het begin onzer jaartelling is onder die omstandigheden geen kwestie meer van waar of onwaar, zelfs geen vraag meer naar een meer of mindere mate van waar schijnlijkheid, het is een zaak van gelooven of niet ge- looven. Nu, ik voor mij rangschik mij voorloopig onder de sterk ongeloovigen. Dat geldt trouwens niet alleen mijn opvatting omtrent het onderdeel no. 2, maar ook den weg in zijn geheel. Laat ons de verschillende onderdeden, waaruit Pabon het wegbrok no. 2 samengesteld heeft, wat nader in oogenschouw nemen en trachten omtrent hun wezen en ontstaan op de hoogte te komen, voor zoover dat in de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 112