TUSSCHEN WASSENAAR EN DEN HAAG
101
omtrent Die
1) Jaarb. Die Haghe 1924 bl. 219. Pabon ontleende deze opgave
aan de Rentm. Rek. van Noordholland van 1442/43.
voorgaande regelen nog niet is gebeurd. De loop van
no. 2 volgt een aantal kaden, wegen, straten en paden,
waarvan men zonder in pure fantasie te vervallen niet
anders kan verklaren dan dat zij ontstaan zijn en zich
ontwikkeld hebben in samenhang met Den Haag als
vestigingsoord van het Hollandsche gravengeslacht en
in verband met den ontwikkelingsgang van het landschap
om en bij de residentie sinds den tijd, waarin de invloed
van ’s lands bestuur of van particulieren op de ontgin
ning van wildernissen en op het doelmatig wijzigen van
den waterstaatkundigen toestand der ontgonnen streken
merkbaar werd. Op zijn vroegst kan men hierbij voor de
omgeving van Den Haag teruggaan tot het jaar 1000
ongeveer, maar die termijn is dan ook zoo ruim genomen,
dat het dan nog 2 a 2x/2 eeuw duurt, voordat de eerste
zekere berichten omtrent bewoning in en
Haghe tot ons doordringen.
Daar is dan vooreerst de Ruigkade. In 1924 heeft
Pabon zelf meegedeeld, dat de Bezuidenhoutsche polder
ontstond in 1442, toen volgens keur van de hooge heem
raden van Delfland een kade geslagen werd van bezui
den het Bosch van den Haag tot Voorburg toe1). De
westgrens van den nieuwen polder was de Ruigkade,
die het boezemwater van de Haagsche Trekvaart uit den
polder te weren had. Men behoeft dus deze kade geen
hoogeren ouderdom toe te kennen dan door het boven
genoemde jaar aangegeven wordt. Wil men het echter
hooger op zoeken, dan zou men terug kunnen gaan tot
een eeuw vroeger, toen onder de regeering van graaf
Willem IV de Trekvaart aangelegd werd. Den uitgewor
pen grond kan men destijds gebezigd hebben voor een