DE RAAMWEG EN DE OUDE GRENS 110 Naschrift. zijn gulden woorden, doch helaas blijkbaar alleen voor anderen bestemd, niet door hemzelf ter harte genomen. Want niets treft in de bijdrage over de ligging van Lugdunum meer dan het losweg opwerpen van hypo thesen en onderstellingen en daarnevens het gemis aan een op degelijke en wetenschappelijke wijze en met be hulp van zoo zuiver mogelijk vertolkte archivalische ge gevens gelegden grondslag voor zijn beweringen. Het bovenstaande artikel was reeds op schrift gesteld, toen de uitgebreide studie van Mr. H. Hardenberg over Lugdunum Batavorum in het Jaarboek 1942 van Die Haghe verscheen. De schrijver bewandelt zijn eigen weg bij het zoeken naar een oplossing van de ligging ervan en komt tot het aanwijzen van een nieuwe plaats voor deze vestiging. Vorige meeningen omtrent de ligging gaat hij, zonder er verder bij stil te staan, voorbij met de algemeene opmerking, dat voor geen van de genoemde plaatsen (Leiden, Katwijk, Loosduinen, te ’s Gravenhage onder de duinen bij Petit St. Hubert, de Waalsdorpsche vlakte) de onderstelde ligging afdoende bewezen is (bl. 111). Mijn bestrijding van Pabons beschouwingen wordt dus door de studie van den heer Hardenberg niet geraakt. Op den inhoud der topografische geschriften van den heer Fr. Leyden ben ik niet ingegaan behoudens bij de naamsverandering van den Raamweg. Wat kritiek op Pabons meeningen over wegen uit den Romeinschen tijd aanbelangt, mag ik in den heer Leyden een medestander zien. Ten bewijze hiervan haal ik een uitlating in een noot bij een zijner artikelen aan. Sprekende over het befaamde vraagstuk van de op de Peutingerkaart ver-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 122