TE ’S-GRAVENHAGE IN DEN PRUIKENTIJD 117 Alg. Rijksarchief. Posterijen 4a. B. o TT mers de brieven kwamen destijds in den regel niet- of slechts ten deele gefrankeerd aan. De besteller inde het verschuldigde port, tenzij de commies aan iemand ver gunde per maand, of kwartaal af te rekenen, wat hij, mits voor eigen risico, kon doen. De besteller moest de ingevorderde bedragen op eerste aanmaning aan den commies verantwoorden en afgeven, met het evenver- melde lijstje. Eindelijk kon dan de bestelling uitgaan. Hoe deze moest geschieden stond in 't algemeen be paald in de Instructie voor de Brievenbestelders, behoo- rende tot de Comptoiren der Posterijen van de Provincie van Holland en Westvriesland, vastgesteld bij resolutie van 6 Juni 1752. Waaruit zij aangestipt, dat de beambte zich onmiddellijk van zijn taak moest kwijten en deze zonder onderbreking, stipt volgens de voorgeschreven route, had te volbrengen, zonder iemand voorkeur te schenken. Op overtreding hiervan stond schorsing bij de eerste, cassatie reeds bij de tweede maal. Onderweg mocht de besteller aan hem bekende per sonen wel brieven afgeven, maar geheel op eigen risico. Bij twijfel omtrent juistheid van adres, enz., niet bestel len, belanghebbende naar het kantoor verwijzen. Niette min verplichtte art. 9 der instructie den man „zijn uiter ste devoir aan te wenden” opdat zoo mogelijk alle brie ven aan hun adres zouden komen. Voor de Haagsche bestellers bestond nog een bijzon der voorschrift, uitgevaardigd door de beide Commissa rissen, die het postale departement ’s-Gravenhage be stuurden.1) Blijkens den aanhef diende het allereerst om

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 129