1 GIJSBERT KAREL VAN HOGENDORP 145 heid. Beiden, moeder en zoon, waren menschen, die zich in gesproken woorden moeilijk moeten hebben geuit, die hun gevoel voornamelijk op papier durfden toonen. In het daagsche samenzijn worden de voortdurende be zorgdheid van de moeder, haar zucht alles van den zoon te weten, haar overgevoeligheid soms ondraaglijk en stuit zijn heerschzucht meermalen op haar ondanks alle sensibiliteit, toch zeer krachtige persoonlijkheid. Zijn militaire opleiding in de school van Frederik den Groote geeft hem al dadelijk een diepe minachting voor het vervallen Nederlandsche leger. Zijn betrekking hier in als luitenant schenkt hem niet de minste bevrediging. Zijn collega’s stoot hij door zijn stugge houding van zich af, die ook zonder dat al niet met een „geleerden” offi cier ingenomen zijn en hem hun spot niet gespaard zul len hebben. De eenige goede zijde van het luitenant schap is, dat het hem ruimschoots vrijen tijd voor zelf studie laat. Maar geen vrienden vindt hij met wie hij het geestelijk contact hem door Biester’s omgang zoo lief geworden, kan vernieuwen. Gijsbert Karei had te ver buiten de Nederlandsche grenzen gekeken. Zijn geest, gevormd door de Duitsche Aufklarung en die ge tuige geweest was van den opbloei van het Duitsche geestesleven, vond in de Haagsche hofkringen slechts muffe beperktheid, een cultuur zonder oorspronkelijkheid, hier was slechts te vinden slechte Fransche imitatie. En de kringen, waar wel een deelnemen te bespeuren viel aan het Europeesche geestesleven, behoorden voor den Orangistischen Gijsbert Karei tot het tegenovergestelde kamp. Alleen in Hemsterhuis, die zich wel in de Haag sche society bewoog en daarenboven een buurman van Mevrouw van Hogendorp was, had Gijsbert Karei misschien kunnen vinden dien fijnen philosophischen universeelen geest, waaraan hij zoo’n behoefte voelde.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 162