EEN JEUGDLIEFDE VAN
150
figure
H. 26/3, 1783.
1) Arch. Hog. 81. Dagboekaant. Mevr. v.
2) Arch. Hog. 11. Dagboekaant. G. K.
s’observant beaucoup il pourra surmonter ce manque de
grace et prendre l’air naturel qui moyennant sa
bien faite sera l'equivalent de bonne grace.” x)
Aan dit alles ontbrak nog de liefde, maar die komt,
en als een bliksemslag. Gijsbert Karei wordt verliefd.
Niet voor den eersten keer. Bijvanck beschreef ons zijn
jongensverliefdheid tijdens het bezoek aan broer Dirk
te Koningsbergen in het huis van de familie Keiserling
op het Duitsche meisje Freule Dohna von Schlobien.
Verliefdheid, misschien een te groot woord. Als Gijsbert
Karei het later Biester verhaalt, aarzelt hij tusschen
„attachement” of „passion, qui n’avoit été ni de longue
durée, ni d’une grande violence.” 2) Het was meer een
wat vage vereering. Zij was zacht, natuurlijk en innemend
en zij zong heel mooi. Maar zij was vier jaar ouder dan
Gijsbert Karei. Na een jaar, als zij zelf allang vergeten
is, komt dit feit en de schrik die het hem bezorgde, Gijs
bert Karei nog in de gedachte „je la bannis du fond
de mon coeur.” Het gevoel, dat nu echter over hem
komt, dat hem overvalt en dat hem, den beheerschte,
dreigt mee te sleepen is volkomen nieuw. Maar waarom
moet het juist de mooiste en de meest gevierde zijn,
Henriette Torek van Rosendaal, achttien jaar, een
schoonheid, geestig en gracieus.
Het is in Febr. 1783 op een zakenuitstapje in verband
met de nalatenschap van Onno Zwier, dat Gijsbert Karei
logeert bij de familie Van Spaen op kasteel Biljoen. Tijdens
dit verblijf brengt hij tevens een bezoek aan de met zijn
moeder bevriende familie Torck en daar op het vaderlijk
kasteel Rosendaal ziet hij haar, Henriette, voor den