EEN JEUGDLIEFDE VAN
180
Arch.
H.
„Tout a-t-il
change a tout?
Imagination, tu combles les maux comme les biens!
Mais hélas, dans le bonheur on est moins heureux par
toi que malheureux dans 1’infortune. La tu nous prives
de raison et sans elle quelle félicité durable? Ici, ou la
raison a détruit les fausses images de bonheur, c’est
elle qui ajoute a ton pouvoir.
Heureux encore, que je n’ai pas été désabusé avec
plus d’éclat et peut-être moins de vérité.
Car enfin, qu'ai je vu, et que ne puis-je encore es-
pérer sans du tout m en faire accroire?
C'est que le plaisir l’a énivrée, comme dit Antje, et
j’y ajouterai, que tout le tort qu’un hiver marqué
chaque jour par une conquête, a du lui faire, s’est
Hog. 11. Dagboekaanteekening G. K. v.
et mes amis pour des poupées! Je les hais de nouveau
comme auparavant. Ainsi done une espérance entière-
ment déchue?” x)
Belachelijker dan ooit voelt zich Gijsbert Karei, on
danks alle goede voornemens. Voor het meisje is de
serieuze, zwijgende aanbidder voortaan lucht. De prins
Gallitzin wordt een demon, omdat hij den verliefden jon
geling nog meer van streek heeft gebracht. Wel is waar
beseft Gijsbert Karei eigen tekortkomingen om den toon
te vinden, dien het meisje begrijpen zal en die bij haar
past. Maar de hevige teleurstelling is juist, dat zij alleen
op een frivole, luchtige wijze te naderen is, en dat zij
dus niet bij zijn eigenlijke wezen zou hooren en niet aan
zijn ideaal beantwoorden. „Oü est celle qui te convien-
dra?” Eerst hoopt hij nog op verbetering en wel door
hemzelf met als hulp- en redmiddel de raison".
en effet change, ou ai-je moi seul
