EEN JEUGDLIEFDE VAN
196
Gijsbert Jan van Harden-
F. J. L. Kramer, Gedenkschriften van
broek, dl. VI, blz. 263.
,,Ik wil er juist geen preis op zetten, maar ik ken
weinig onaangenamer gevoelen, als een meisje met
aandeel, met tederheid aangezien en gedacht te heb
ben iets in haar oog te leezen, maar naderhand stom
me, ziellooze schoonheid te ontdekken. Het koomt mij
niet anders voor dan of ik een vreemden voor een
bekenden aanspreek en zijne groote verwonderings-
oogen waarneem. Ik begin mij te schamen, dat ik mij
zo vergist heb. Ik voel eene verpligting om iets te ver
vullen van hetgeen mijne oogen hebben gesproken,
noegen deze „beauté” gehuwd zal zien. Hoewel hij toch
zeker ook wel iets vernomen zal hebben van de ons door
den roddelaar Van Hardenbroek overgeleverde praat
jes, die toen in de Haagsche hofkringen de ronde deden.
Hoe ongelukkig Henriette wel geworden was, als zij
dezen ex-gezant-geldwolf gehuwd had, dezen Neder-
landschen diplomatieken vertegenwoordiger in Rusland,
zóó gesteld op geld, dat hij de hevigste ruzie met Keize
rin Catharina gekregen had over een verlies bij het
kaartspel. Een man, die zijn beurs dus verre stelde boven
zijn diplomatieke functie. De Keizerin zette het hem be
taald en dwarsboomde hem voortaan in al zijn vooral
geldelijk voordeelige Russische huwelijksplannen.
Maar dit waren tenslotte maar praatjes van de Haag
sche society. In 1788 huwde Henriette den veel ouderen
weduwnaar, graaf van Rechteren. Zij stierf reeds na
enkele jaren, een dochtertje Maria achterlatende.
In een overpeinzing tijdens de Amerikaansche reis
neergeschreven, legt Gijsbert Karei nog eens zijn teleur
stelling neer: