NATUURKUNDIGE MAATSCHAPPIJ DILIGENTIA 201 hierover met hun disci- Maar ook de sprekers waren niet veilig: want zij moes ten zorgen, dat zij niet te vroeg, maar ook niet te laat ophielden. Dit laatste moest geschieden met ,,den klok slag van 9 uuren”, terwijl besloten was om de gewone vergaderingen „niet te besluiten voor één Quartier voor 9 Uuren, op de boete van 11 Stuivers.” Een aantal personen werd aangezocht voor het lid maatschap, waarbij eerst een maximum werd vastgesteld van 20, daarna 24, vervolgens 40 en daarna, reeds een jaar later, een onbepaald aantal (die moesten vragen lid te worden), „namelijk zoo veelen als Bestuurderen zullen oordeelen, dat in de vergaderkamer behoorlijke plaatsen zullen hebben.” Dit laatste hing ermee samen, dat men verhuisde naar een gehuurde kamer en niet langer gastvrijheid bij den vader van F. G. Alsche wilde genieten. Men vergaderde toen in het Noordeinde, tegenover de Molenstraat, bij den Castelein I. Frölich, in de zgn. Oranjesocieteit. De huur bedroeg 300.per jaar. De lezingen bleven op Vrijdagavond. De boete voor afwezigheid bedroeg 11 stuivers, voor de laatkomers 5*^ stuiver. Toen ik in Den Haag kwam wonen, in 1912, beweerde men, dat er slechts één vergadering of uitvoering in Den Haag stipt op tijd begon en eindigde en dat was in Diligentia. Blijkbaar is deze gewoonte van den beginne af hier zo geweest en later behouden, ook al stond er geen boete meer op. Een paedagogische vondst was, dat er naast de ge wone leden ook „surnumeraire" kwamen, nl. de goever- neurs van de zonen der leden, die aldus konden profi teren van de voordrachten en pelen konden spreken. Dit alles en nog veel meer vindt men in de oude notulenboeken vermeld, ja, zij geven aan, wie afwezig 14

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 219