NATUURKUNDIGE MAATSCHAPPIJ DILIGENTIA 205
Nu men in een openbaar gebouw vergaderde, moest
men vergunning hebben, maar er kwam bericht van de
Magistraat, „dat men niet gewoon was op zodanige ver
zoeken te disponeerendoch dat het Gezelschap
konde voortgaan te vergaderen.”
Op 31 Maart 1795 gaf de heer Alsche te kennen, dat
men een „allezints gunstig antwoord ter voortduuring
van het Gezelschap had ontfangen”, zodat er uit dien
hoofde geen moeilijkheden meer waren. Echter bleek, dat
het absentisme onder de leden zó groot was in die troe
bele dagen, dat men besloot geen boeten te innen, later
dan 9 Jan. 1795.
Het Kabinet werd ook toen nog uitgebreid „met een
waterpas, kopere tekenpen, een passer met een kreitbuis
en zelfs met een Luchtpompje met 2 glaaze klokken en
een Tabakkisje.” Dit laatste blijkbaar meer bedoeld voor
huiselijk gebruik!
Men zag in, dat men iets doen moest voor de leden
en kwam op het denkbeeld om „vooreerst geen voor-
leezinge te houden in de Mathesis, doch voor te slaan
of het Gezelschap zoude inclineren tot het bijwoonen
van 4 Concerten.” Dit denkbeeld viel in goede aarde en
men huurde 12 Musikanten en een forte-piano voor de
som van 50.— en zo kwam op 22 Oct. 1795 het eerste
concert voor leden met hun dames. Een entreebiljet voor
alle 4 concerten, met een dame, bedroeg 50 stuivers.
Merkwaardig is, dat hierop stond, lid van het Physisch
Gezelschap. Deze naamsverandering wordt niet nader
toegelicht in de notulen.
Te midden der grote beroeringen bleven de Bestuur-
deren hun kalmte bewaren en op 24 Nov. 1795 spraken
zij uit, dat het „luidruchtig applaudissement” dat de
vorige vergadering aan Wilding ten deel was gevallen,
„niet meer behoorde voor te komen”. Het was nodig,