NATUURKUNDIGE MAATSCHAPPIJ DILIGENTIA 211
1-
sionaris 7?. J. Schimmelpenninck eene opwagting te
maken en dezelve het Buitengewoon honorair Lidmaat
schap dezer Maatschappij aan te bieden en tevens tot
Beschermheer derzelve te verzoeken.”
Op 8 Oct. 1805 berichtte deze commissie, „dat, gelyk
het de persoon van Schimmelpenninck altyd aangenaam
zoude zyn Medelid dezer Maatschappij te zyn, het ook
den tegenwoordigen Raadpensionaris tot genoegen zoude
verstrekken, dezelve tot Beschermheer te wezen, terwyl
hy zulks ook van zyne opvolgeren vertrouwde.” Deze
scheiding tusschen persoon en ambt had eerder resul
taten dan men mocht verwachten: het volgend jaar toch
legde hij het Beschermheerschap neer, doch bleef hono
rair lid.
De nieuwe gehoorzaal werd op Vrijdag 25 Oct. 1805
in gebruik genomen, het feest begon om 6 uren en werd
besloten met een souper van de leden met hun dames.
De predikant, het lid R. P. van de Kasteele, hield een
rede, enkele leden hadden hun muziekinstrumenten mee
gebracht, Outvenaller had twee gedichten vervaardigd,
waarvan één ter begroeting van den Raadpensionaris en
het ander op de inwijding van het nieuwe gebouw, kort
om het was een luisterrijk feest. Gelukkig heeft Alsche
dit nog mee mogen maken, maar de volgende dag werd
hij op 37-jarige leeftijd door een beroerte getroffen
(26 Oct. 1805). Hij heeft nog kunnen zien, dat zijn
Gezelschap 349 leden had, een eigen huis, terwijl de
hoogste regeringspersoon, als Beschermheer, het feest
met vrouw en kinderen bijwoonde.
Spoedig na het feest verliet Outvenaller, die 12 jaren
thesaurier was geweest, de stad en hij kreeg een zilveren
inktstel met inscriptie, dat de Mij. 72.— kostte en werd
honorair lid.
In 1806 werd het Kabinet nog uitgebreid met een