I'!
GREPEN UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE
216
lieten weten, dat „zij op de gallerij goed gezeten waren
en genoegzaam konden hooren, maar dat zij ook wat
wilden aanschouwen"Een kleine commissie bracht rap
port uit en „hoewel het enig timmerwerk vorderde”, werd
aan de schone sekse toegestaan om in het midden tegen
over den spreker op de achterste rijen te zitten. Blijkbaar
werd er dus toch een soort afscheiding aangebracht.
In 1821 nemen de klachten toe over vocht in het
museum, „waarin wonderschone schatten bijeen gebracht
zijn". Ook de instrumenten hebben hiervan te lijden.
Maar met een nieuwe vloer werd dit euvel verholpen.
Het bestuur, wien geen moeite te veel was om den
leden het beste aan te bieden, liet ook Tollens over
komen, die „een dichterlijk Tafereel las der Overwinte
ring op Nova Zembla”. Het liet ook zijn gedachten gaan
over een afdeling Muziek, maar achtte het ten slotte
beter, dat er een afzonderlijke vereniging kwam.
Toen ontwierp men het plan om van de Instrumenten
zaal een Concertzaal te maken, onder voorwaarde, dat
de benodigde gelden niet ten laste kwamen van de Maat
schappij, terwijl de inkomsten wel hierdoor zouden ver
meerderen. Commissarissen van het Concert kwamen tot
overeenstemming met het Concert Harmonia en met het
nieuw op te richten Concert in Diligentia op 9 Aug.
1821. Veel veranderde er blijkbaar niet aan de bouw,
want de onkosten waren slechts gering.
In de overeenkomst staat duidelijk, „tot de gehele
aflossing der negotiatie van het Concert Diligentia, blij
ven de fondsen van gemeld Concert, evenals deszelfs
bestuur afgescheiden van de algemeene administratie der
Maatschappij. Commissarissen van het Concert zullen
desniettemin jaarlijks aan het bestuur overleggen de
Rekening-Courant der afgeloopen Concerten en het over
schietende batig saldo in de kas der Mij. storten.” (29