iï
GREPEN UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE
220
Oefening. Bovendien is er de rede, door mijn voorganger
jR. A. W. Sluiter uitgesproken bij het 100-jarig bestaan
in 1893.
Ik ontleen hieraan, dat op 13 Sept. 1843 het 50-jarig
bestaan der Maatschappij gevierd werd in een feestelijke
bijeenkomst, waarin de jonge Alsche het woord voerde
over: ,,hoe zuivere smaak doorgaans een waarborg van
bestendigheid is”, in tegenwoordigheid van den Koning,
Willem de tweede, en der Ereleden, onder wien Z.K.H.
de Prins van Oranje. Na afloop hiervan werd een feest
zang voorgedragen door den heer E. M. Calisch.
Dit alles hielp niet om de belangstelling op peil te
houden, het ledental daalde in 1853 tot ongeveer 100.
Toch verhinderde deze achteruitgang niet, dat het be
stuur actief bleef, zo trad op 11 en 12 Dec. 1847 een
buitenlander op, nl. Prof. Johnston uit Edinburg.
In 1851 kwam een contact tot stand met het Instituut
voor Ingenieurs, waarmee men later zo goed zou samen
werken, terwijl in 1850 weer eens gesproken wordt over
een verbouwing. Een lector, Donnadieu werd benoemd
om lessen te geven in de Natuurkunde, wat 400.
kostte en geen nieuwe toevloed van leden gaf, waarom
men er weer mee ophield.
In 1853 wordt aan Alsche Jr. opgedragen met de
muziekverenigingen tot een accoord te komen, d.w.z.,
met het Concert Diligentia en met de Mij. tot bevorde
ring van Toonkunst, en zo kwam het plan om van de
beide zalen één te maken tot stand. Van de oude Nego
tiate stond nog 10.000.— uit, men sloot een nieuwe
lening van ƒ20.000.— erbij en de oude werd tegen 75%
ingewisseld. Voor 9.801.— werd het werk aangenomen
en men besteedde veel aandacht aan de banken en het
.ornament, waaruit de ijzeren balustrade zal bestaan” en
waarmee men het nageslacht heeft opgescheept! Een