NATUURKUNDIGE MAATSCHAPPIJ DILIGENTIA 225 de ten bedrage der contributies van de leden der portefeuille. Na 65 jaren is dit nog het geval. Ook wilde men toen uitvoeriger cursussen hebben over één onderwerp, doch dit ging niet door. Wel was men zo revolutionair om de oproepen voor de vergaderingen in het vervolg per post te willen verzenden; tot die tijd waren ze als van ouds door de bode rondgebracht. De postverzending werd trouwens ook alleen aangenomen voor de buitenwijken. Als bezwaar voor de cursussen was genoemd, dat men niet aan iemand kon vragen om het gratis te doen, een aanwijzing, dat de sprekers niet meer kregen dan hun reis- en verblijfkosten. Men besluit nu 30.— honora rium te geven. Later werd dit bedrag verhoogd tot 75.maar toen verviel het gebruikelijke souper. Een enkele opmerking mag uit die jaren nog aan vergetelheid ontrukt worden: 31 Maart 1879 verklaarde Prof. Bosscha, dat de „toestellen van den overleden be stuurder Mr. P. Elias buitengewoon geniaal waren op het gebied van den electrischen stroom. Reeds 30 jaar voor Gramme had hij dezelfde constructie gegeven”. Het is jammer, dat door het gemis aan historische piëteit der latere bestuurders deze merkwaardige toestellen zijn ver dwenen. In 1881 wordt, na gevraagde en verkregen toestem ming der Assurantie Mij., een aansluiting verkregen met het telefoonnet, zodat men hierin met de tijd meeging. Er is nu weer een gaping in de notulen van 27 Oct. 1881Oct. 1885, het jaar waarin Dr. Coolhaas als secretaris optrad, maar wel zijn er de verslagen van Haaxman. In 1881 trad voor het eerst voor Diligentia op Prof. Dr. H. A. Lorentz, terwijl in 1882 Beyerinck over zijn gallenstudies sprak. Men nodigde dus wel de allerbesten uit.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 243