I
NATUURKUNDIGE MAATSCHAPPIJ DILIGENTIA 231
de
figuur in den Haag. Bij zijn dood, in 1935, kwamen
van tal van beroemde kunstenaars betuigingen van
rouwbeklag in.
In 1917 wordt besloten tot het verwijderen van
laatste banken uit de zaal, maar in April 1918 wordt
meegedeeld, dat het nu te duur zou zijn om stoelen aan
te schaffen, zodat de strijd tussen bank en stoel nog wat
zou duren!
De bloeiende finantiële toestand blijkt uit het feit, dat
de eerste subsidie, nl. 100.— aan de Volksuniversiteit
wordt toegekend. Dit was dus nog juist vóór de Mij.
de 125-jarige leeftijd had bereikt. Dit feest zelve werd
wel heel sober herdacht: ,,de voorzitter herdenkt”, vol
gens het jaarverslag, „in eenige welgekozen woorden
het 125-jarig bestaan en namens de leden sluit de heer
Haaxman zich hierbij aan”. Dat was alles.
Met ingang van 1 April 1919 bedankte Dr. Coolhaas
als secretaris en trad als zodanig op de heer E. F. Har-
denberg, die ook nu nog in functie is en het naar ik
hoop, nog jaren zal blijven. In de laatste eeuw had de
Mij. dus slechts drie secretarissen.
Met de cursus van ons bestuurslid Dr. A. H. Borgesius,
een man aan wiens inzicht Diligentia zeer veel te danken
heeft, begon een tweede serie diepergaande cursussen,
die nog opgenomen werden achter in de jaarboeken door
Haaxman verzorgd (1918-19). In de laatste van die
reeks, het 50ste jaarboek (1921-1922) vinden wij o.a.
een voordracht van Prof. Barger, den Nederlander, die
professor werd in Edinburg.
Tot nu toe bleven buitenlanders schaars als sprekers,
doch als de ontwikkeling der Mij. gaat, zoals ik mij die
denk, dan zullen in de toekomst meer beroemde buiten
landers, naar ik hoop ook Nobelprijsdragers, uitgenodigd
worden om voor ons gezelschap op te treden. De Neder-