TUSSCHEN WASSENAAR EN DEN HAAG 29 1) 1925/27, bl. 9. 2) Tijdschr. K. Ned. Aardr. Gen. 1931, bl. 867. van een Arendsburg naar en aan i plaats i zaken en In een der vorige jaargangen van het Jaarboek Die Haghe 1) stelt Pabon de vraag, of misschien Lugdunum Batavorum onder de duinen bij ’s-Gravenhage ligt. Hij tracht aannemelijk te maken, dat dit inderdaad het ge val is. Als voornaamste argument daarvoor laat hij gel den, dat hij er in geslaagd is den loop van een Romein- schen weg te reconstrueeren, die van de kust ten noorden van Scheveningen leidde welken weg hij dan Lugdunum Batavorum een wil geven. Tot steun van deze voorstelling van brengt hij o.a. de oude grens van Wassenaar en Den Haag en met die grens ook den Raamweg in het geding. Toen ik door een gelukkig toeval den naamsoorsprong van den Raamweg op het spoor gekomen was en mij verder in de geschiedenis van dien weg ging verdiepen, scheen het mij toe, dat het bovengenoemde artikel van Pabon daartoe stof zou kunnen bijdragen. Na zorgvul dige toetsing van Pabons argumenten kwam het mij evenwel voor, dat zijn opvatting aangaande de rol, die hij den Raamweg meende te mogen toebedeelen bij de reconstructie van zijn Romeinschen weg, niet met de werkelijkheid strookte. Ook wat de schrijver in zijn betoog over de oude grens Wassenaar - Den Haag ten bate van zijn stelling te berde bracht, vertoonde m.i. zwakke plekken. Bij verder onderzoek aangaande dit onderwerp ont dekte ik, dat Mr. S. J. Fockema Andreae, secretaris penningmeester van Rijnland, reeds in 1931 tegen de beschouwingen en voorstellingen van Pabon te velde getrokken was en diens gevolgtrekkingen voor weinig aanvaardbaar verklaard had. Dit zou mij ontheven heb-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 37