TUSSCHEN WASSENAAR EN DEN HAAG 41 4 1) Gem. arch. Den Haag, inv. 2) no. 696. no. 625, f. 60, 18/7/1613. 421, f, 76, 10/4/1613, klapper de Paramaribo-, de Balistraat en een gedeelte van de Koninginnegracht ontstaan zijn. Zuidwaarts werd het door den buurtweg begrensd. Men lette er op, dat in 1612 het schuin over dit terrein loopende (particuliere) pad als verbindingsweg tusschen de huidige Mallemolen en het oorspronkelijke Raamwegje toen nog in wezen gedacht mag worden. De kaart van Floris Balthasar van 1615 geeft het nog op als bestaande, terwijl voorts het kontrakt over het graven van een zandvaart, door middel waarvan Jan Jansz. Cocq beoogde zijn nieuw verworven bezit te ontgronden, eerst in 1613 tot stand kwam Ik zie in dezen Jan Jansz. Cocq ook den bouwer van den Slijpmolen. Minder scherp wordt het eindigen van den Denneweg aan den buurtweg aangeduid door de ligging „buiten den Denneweg” van het landgoed, dat zich ten noorden van het door Jan Jansz. Cocq gekochte erfpachtsgrond tusschen dit en de grafelijkheidsduinen uitstrekte. De opdracht had plaats op 10/4/1613 2), dus op een tijdstip, dat het slag schuin over den geestgrond van Jan Jansz. Cocq nog aanwezig geacht mag worden. Men vergelijke deze uitdrukkingen t’eynden of buiten den Denneweg met de overeenkomstige aanduidingen teynden of buiten het Noordeinde, die in zwang waren voor het land, dat aan weerszijden van de huidige Zeestraat lag, onver schillig of men met den toestand voor of na het graven van de noordelijke singelgracht te maken had. Het deed er niet toe, dat het Noordeinde zich voortzette in den weg naar den Noordmolen of den weg, dien men naar Scheveningen gaat: het Noordeinde vond voor en na

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 51