-
DE RAAMWEG EN DE OUDE GRENS
42
3286 A.R.A. Den Haag,
zijn eindpunt steeds ter plaatse, waar het dat ook heden
nog heeft.
Maar er is nog iets, waarop hier de aandacht geves
tigd moet worden, De Denneweg was een openbare, een
groote, een heerweg; dit zal wel niemand in twijfel
trekken, De voortzetting van den Denneweg over den
erfpachtsgrond zal den aard van een particulier pad
gehad hebben. Voor die opvatting pleit het volgende.
Toen Jan Jansz. Cocq in 1623 van zijn landgoed een
klein perceeltje „t'eynden den Dennewech” aan de Raden
van Staten der Vereenigde Nederlanden voor de vesti
ging van een proefveld van het geschut overdroeg, blijkt
dit ten oosten en westen door zandslooten en ten zuiden
door den Slijpmolen belend te zijn1). Men mag daarom
aannemen, dat de afzanding goed gevorderd was, het
afgegraven land ontgonnen werd en het overpad daar
op den duur vervallen moest. Op de deze bijdrage be-
leidende kaart no. 3 van 1672 is evenmin als op de kaart
van Cruquius van 1712 nog een spoor van het overpad
te vinden. Maar wel vindt men op beide het zuidelijk
x) Gem. arch. Den Haag, inv. no. 426, f. 45, 11/4/1623, klapper
no. 546.
De belendingen van de door Cocq verkochte 4 hond 84 roe in
Haagambacht t'eynden den Dennewech, gelijk hetzelve land is af
gesloot, zijn:
W de verkooper met een zandsloot
N de verkooper
O de verkooper met gelijke zandsloot
Z de slijpmolen met den verkooper.
Dit „proüfvelt” komt voor op kaart no.
die vermoedelijk uit het tweede kwart van de 17de eeuw zal dag-
teekenen. Hoewel het reeds na nog geen volle 20 jaar door den
Raad van State weder van de hand gedaan werd bleef het den naam
proefveld nog lang daarna dragen. Het komt in gelijken vorm en
met dezelfde omringing van slooten nog op kaarten van ver in de
19de eeuw voor.