TUSSCHEN WASSENAAR EN DEN HAAG
53
no. 524, a° 1544, f. 13.
„niet wetende oft die in
t) A.R.A. Arch. Staten v. Holl. vóór 1572,
Mees Pietersz. aan de duinzijde bruikt 2 mg
Haechamboecht leggen oft in Wassenaere”.
dat door die vlakten een aan een bepaald tracé gebonden
overpad aangewezen moest worden. Het Raamwegje,
de oudste kern van den Raamweg, bleef dan ook beperkt
tot de vlakten en het tusschen beide liggende binnenduin.
Voor de eigenaars, wier terreinen aan de grens belend
waren, kwam het 't voordeeligst uit dien vrijen weg langs
de grens zelf te ontwerpen. Daarbij wordt dan veronder
steld, dat de grens oorspronkelijk tevens met scheiding
van eigendom gepaard ging of althans met scheiding van
perceelen, een toestand, die ongetwijfeld als de oudste
en natuurlijkste beschouwd mag worden bij de ambachts-
indeelingen. Men moet het met die ambachtsgrenzen
trouwens niet te nauw nemen in den ouden tijd. Het
volgende voorbeeld toont dat duidelijk aan. In de 16de
eeuw verklaarde een grondgebruiker op de grens van
Wassenaar en Haagambacht ten overstaan van de taxa
teurs van den tienden penning niet te weten, onder welk
ambacht zijn land thuis hoorde1). Het samengaan van
het H.W. laantje kan men zich daarom in beginsel even
goed verklaren door een aanpassen van de grens aan
een weggetje als door het aanleggen van een paadje
langs de grens. Wegens den bochtigen loop van het
laantje, waaraan een overeenkomstige loop van de grens
beantwoordde, lijkt mij het eerste geval hier zelfs de
voorkeur te verdienen.
Met punt 2 uit Pabons betoog zitten we nog midden
in de grenskwestie Wassenaar - Haagambacht, maar er
treedt een nieuw element in op, de scheiding tusschen
de Oost- en de Westduinen. Tot dusver hadden onze
beschouwingen over het samengaan van grens en weg