DE RAAMWEG EN DE OUDE GRENS
54
ons nog niet verder gevoerd dan tot het noordelijk uit
einde van het H.W. laantje, waar dit tegen den duin
zoom aanliep. In den gedachtengang van Pabon is dit
Laantje een deel van zijn Denneweg en zijn bewering
luidt nu, dat zich in het verlengde van dien Denneweg
naar den tegenwoordigen strandpaal 99 een denkbeeldige
lijn uitstrekte als verdere grensscheiding tusschen Was
senaar en Haagambacht, die tevens de scheiding uit
maakte tusschen de Oostduinen en de Westduinen. Aller
eerst de opmerking, dat aan de juistheid van deze uit
spraak een kleinigheid hapert. Want het punt, waar de
bedoelde lijn, te rekenen van het strand af, eindigde,
lag zoodanig, dat het bij den aanleg van de Algemeene
Begraafplaats zich binnen de omheining daarvan kwam
te bevinden, ongeveer *4 km ten westen van het noor
delijk einde van het H.W.-laantje. De uitdrukking „in
het verlengde” dient dus met het korreltje zout genomen
te worden, dat men goed doet bij een topografisch be
toog van Pabon steeds bij de hand te hebben. Maar er
is nog heel iets anders, dat in deze geheele grenskwestie
de aandacht vraagt en waarvan ik de vermelding tot
nog toe achterwege had gehouden, doch dat nu ter
sprake moet komen.
In het boven vermelde proces-verbaal van de grens
bepaling van 1820 wordt meegedeeld, dat de palen, die
de grens tusschen de gemeenten Wassenaar en 's Gra-
venhage aangaven, gemerkt waren aan de eene zijde met
een D, aan de tegengestelde zijde met een R, m.a.w. dat
men te maken had met scheipalen van de hoogheem
raadschappen Delfland en Rijnland. Van het voorkomen
van andere letters, bijv, de beginletters van de namen
der desbetreffende gemeenten staat niets vermeld. De
verificatie-commissie vond het blijkbaar doodgewoon, dat
heemraadspalen de plaats innamen van gemeentelijke of