DE RAAMWEG EN DE OUDE GRENS 74 x) Dr. J. Schoo, Het oude middelpunt van Holland tusschen Maas en Rijn, II, Lugdunum Batavorum. Tijdschr. K.N.A.G. 1931, bl. 639. Als de schrijver de voornaamste gezichtspunten uit de verhandeling van Pabon van 1925/27 heeft weergegeven om het groote belang van zijn eigen betoog, zegt hij: Dit zijn de feiten, die Pabon vermeldt (t.a.p. bl. 641). Spatieering van mij. 2) Jaarb. Die Haghe 1936, bl. 253, hoofdst. XVI, Topografische bijzonderheden. stelling: Westduinen staan tot Oostduinen als het West land met Monster staat tot het Oostland met Wasse naar, is een fictie gebleken. Er is geen organisch verband tusschen beide leden van de vergelijking, alleen een toe vallig naamsverband door de tegenstelling oost west. Daarbij zien we dan nog geheel af van de overweging, dat het tweede lid der vergelijking, de verhouding van het Monstersche Westland tot het Wassenaarsche Oost land, een voor de gelegenheid gemaakte tegenstelling inhoudt, die geen grein historische waarde en zeker geen dieperen zin bevat. Met deze bedenkingen heb ik mijn bezwaren geuit tegen den gedachtengang en de daaruit voortvloeiende gevolgtrekkingen, die Pabon in 1927 meende te mogen maken. Zooals ik reeds in den aanhef aanstipte, heeft Pabon sedert dat jaar onverstoorbaar aan zijn voorstel ling van den .hervonden” Romeinschen weg vastgehou den. Misschien heeft de omstandigheid, dat anderen zijn idee overgenomen en er op voortgeborduurd hebben, zijn overtuiging aangaande de juistheid van zijn inzicht ver sterkt1). Van de bezwaren, tegen zijn betoog of bewijzen door Fockema Andreee in 1931 ingebracht, ontwaart men niet den minsten weerklank in zijn in 1936 verschenen artikel2). Integendeel, hij trekt daarin de slotsom (zooals reeds boven opgemerkt werd), dat hij „uit kracht van andere overwegingen en op grond van andere gegevens”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 86