TUSSCHEN WASSENAAR EN DEN HAAG 75 tot het vaststellen van den zelfden weg gekomen is, dien hij in 1925/27 gereconstrueerd had. Laat ons nagaan, welke lading deze veelbelovende uitdrukkingen dekken. Eerst bespreekt Pabon dan een wijziging, die hij wenscht aan te brengen in de oostgrens van het dorp Die Haghe, daar hem gebleken was, dat de in 1924 door hem naar de beknopte beschrijving in het handvest van Albrecht uit 1370 ontworpen loop dier grens tot de onmogelijkheden behoorde, We kunnen den uitslag dezer nieuwe poging tot projectie van de grens hier met stil zwijgen voorbijgaan als buiten het bestek dezer bijdrage vallende, maar moeten er toch wel op wijzen, dat hij daartoe de hulp van een akte van 16/2/1392 inroept en daarmee twee vliegen in een klap slaat. Want niet alleen helpt ze hem de grens aan de oostzij van het dorpsgebied anders te ontwerpen, maar ze biedt hem tevens gelegen heid aan die oostgrens zijn Romeinschen Denneweg in te schakelen, of juister gezegd, hij ontleent aan die akte het bewijs, dat bedoelde weg, welks loop ter plaats nog maar een onderstelling was, werkelijk met die nieuwe oostgrens moet zijn samengevallen. Ik zal U, lezer, mee deden, hoe hij dit belangrijke resultaat bereikt. Tot goed verstand van de zaak herhaal ik hier het gedeelte van de akte, dat Pabon in 1936 aangehaald heeft. Er is sprake van een hofstede, „die gelegen is in de nuwe Poten van den Haghe aen onse wildernisse aldaer ende aen die oestside ende die noirtside belegen heeft onse wildernisse voirs., aen die westside den wech, die gaet uter Potenstraet in onser voirs. wildernisse ende aen die suytside die heerwech, die gaet uter Potenstraet voirscr. oistwaerts te veenwaert in”. Speurt LI al iets van den Romeinschen weg, lezer? Ik durf wedden van niet! Terecht m.i. besluit Pabon uit den aangehaalden tekst, dat bedoelde hofstede ongeveer lag op den hoek van de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1943 | | pagina 87