DE RAAMWEG EN DE OUDE GRENS
76
zoodoende
tegenwoordige Korte Poten en het Plein; verder dat met
den heerweg aan de zuidzijde bedoeld wordt de latere
Korte Poten, Heerengracht en den Bezuidenhoutschen
weg en ook dat met den weg, die uit de Potenstraat in
de wildernis voert, overeenkomt de Lange Houtstraat
incluis de oostzij van het Plein. Laatstgenoemde straat,
tot de Korte Poten dus verlengd gedacht, sluit aan op de
Coman Willemslaan (vroegere naam van de Korte Hout
straat) en zoodoende op den Romeinschen weg van
Pabon.
Ik geef nu den gedachtengang van Pabon weer en laat
daarna mijn opmerkingen volgen. Zijn redeneering komt
hierop neer:
1°. De Romeinsche weg voerde over Den Haag naar
de wildernis; 2°. de weg uit de Potenstraat noordwaarts
is de Lange Houtstraat en voert in de wildernis. Ergo:
de Houtstraat is een deel van den Romeinschen weg.
Quod erat demonstrandum.
De kern van de zaak zit voor Pabon in deze overeen
komst, dat zoowel de Romeinsche weg als de weg komen
de uit de Potenstraat naar de wildernis of in de wilder
nis leiden. Alvorens zijn conclusie te trekken heeft hij al
op die richting naar de wildernis de bijzondere aandacht
gevestigd: „En deze weg voert dus volgens de acte van
1392 noordwaarts 's Graven wildernisse in”, heet het op
bl. 256, regel 3 van boven. Nadat hij zijn gevolgtrekking
reeds gemaakt heeft, kan hij, uit vrees dat de lezer den
draad in zijn redeneering niet heeft kunnen volgen (wat
trouwens niet zoo vreemd zou zijn), niet nalaten nog
eens op die richting naar de wildernis het volle licht te
doen vallen: „In de acte van 1392 wordt uitdrukkelijk
verklaard, dat deze weg noordwaarts in de wildernisse
voerde”, herhaalt hij op bl. 256 midden in. Mistasten in
zijn bedoeling is derhalve onmogelijk.