DE HAAGSCHE VISCHHANDEL IN DE
MIDDELEEUWEN
DOOR
Dr. H. E. VAN GELDER
Er is onder de privilegies, welke die Haghe van de
Hollandsche graven kreeg een van Willem IV van den
9 December 1339, dat ons leert, dat de Hagenaars ook
den vischhandel uitoefenden; het veroorloofde namelijk
„onsen viscoepers uten Haghe die vis te coep voeren”
„om tollenvrij te vaeren mit hoeren scepen ende mit
hoeren vis overal deur onsen landen”; in 1387 werd door
Albrecht dit privilegie uitgebreid, zij het ook zonder
de vermelding, dat het speciaal voor vischkoopers gold,
met „de goede luden van Sceveningen”, die echter
allerwaarschijnlijkst met dezelfde waar zullen gehandeld
hebben. Het vermoeden, dat de vischverkoop in den Haag
dus niet tot de reeds in 1359 vermelde vischmarkt
beperkt was, kunnen wij nu tot zekerheid maken. In het
Jaarboek der Vereeniging Gelre van 1939 toch heeft
dr. J. C. Westermann eenige rekeningen gepubliceerd
van de riviertollen geheven in Gelderland in 1394 en
1395. Gaan wij die tolheffingen na, dan vinden wij de
namen van verscheidene Hagenaars. Het komt mij voor
dat dit geval voor onze kennis van de ontwikkelings
geschiedenis van onze stad belangrijk genoeg is om de