I
VRIJDOM VAN OFFICIEREN GENERALITEIT
102
Burgemeesteren ende andere leden van den Magistraete”.
In de Hofbuurt en andere buurten waren ook de schut
ters niet verplicht te dragen. En tenslotte en hierom gaat
het in deze vooral, vormden de z.g. „suppoosten" de
groote uitzondering op de buurtverplichtingen, maar ook
de meest omstreden uitzondering,
De „suppoosten” waren menschen, die in een of ander
ambtelijk verband stonden tot den graaf of zijn regee-
ringscolleges, „de suppoosten van den Hove”. Behalve
de geestelijken genoten uiteraard ook de edelen de voor
rechten van de suppoosten. In later tijd waren het de
ambtenaren in dienst van de Staten van Holland, als de
opvolgers van den graaf, of wel in dienst van de hooge
colleges van Holland, als het Hof van Holland, de Hoo
ge Raad en de Rekenkamer.
De ambtenaren van de Staten-Generaal en van den
Raad van State, de aanzienlijke algemeene colleges,
waarin bovendien de Staten van Holland zooveel invloed
uitoefenden en van de Generaliteitsrekenkamer, konden
zich op goede gronden eveneens tot de suppoosten re
kenen. Uit de volgende bladzijden zal dan ook onder
meer blijken, dat de ambtenaren ter griffie van de Staten-
Generaal zich, wat het dragen van lijken in de buurten
betreft, daarvan evenzeer vrijgesteld achtten als „de be
dienden van de Secretarije en Finantie off andere Col-
legiën van de Heeren Staten van Holland ofte de Hee-
ren derselver Gécommitteerde Raden”. En in de uit
spraak van Haar Ho: Mo:, dat de moeilijkheden (n.l. de
dwang uitgeoefend op de griffie-ambtenaren om in de
buurten lijken te dragen) strijdig zijn met „het oude ge
bruik”, kan men een ondersteuning van dit standpund
lezen (resolutie van 19 Juli 1742).
Alle twijfel of de officianten van Haar Ho: Mo: in
derdaad tot de suppoosten werden gerekend, viel bij mij