VAN BURGER- EN SCHUTTERSDIENSTEN 103 1) Worden met „den aencleven van dien", de z.g. domestieke klerken bedoeld, die n.l. aangesteld werden door den griffier en niet door den Staten-Generaal? of b.v. de postmeesters en boden van de Generaliteit? weg, toen ik in een een resolutie van de Staten-Generaal van 29 October 1639 de volgende zinsnede aantrof: „en- de zal den Greffier sorge dragen dat haer Ho: Mo: met derseluer suppoosten ende den aencleven van dien1ten voorszeghde dage werden versien met staecken en pic- tonnen tot het voorszeghde vieren” (n.l. de viering van de overwinning in den zeeslag bij Duins). De suppoosten van den Hove dan, vielen niet onder de jurisdictie van schout en schepenen en de keuren van de magistraat waren niet op hen van toepassing, terwijl zij bovendien niet behoefden te contribueeren in de Haag- sche lasten! Moge deze bevoorrechting aanvankelijk, toen die Haghe slechts een armzalig aanhangsel van het grafelijk Hof was en van daaruit bestuurd en berecht werd, gemotiveerd geweest zijn, later toen den Haag zelfstandig en steeds belangrijker werd, is het suppoos tendom voorwaar een wantoestand geworden! De Haag- sche Magistraat moest in het midden van de 16e eeuw bij het vaststellen van keuren en ordonnantiën steeds weer het Hof van Holland (voortgekomen uit den gra- felijken Raad) en andere colleges raadplegen in verband met de rechtsgeldigheid daarvan ten opzichte van de suppoosten. Om dit overleg te vergemakkelijken ontstond na den „Spaanschen tijd” een bijzonder voor dit doel bestemd college, de z.g. Sociëteit, bestaande uit afge vaardigden van den Hoogen Raad, het Hof van Holland, de Rekenkamer en de Haagsche Magistraat. De „Socië teit” heeft tot 1795, want tot zoolang wisten de suppoos ten zich te handhaven, allernuttigst werk kunnen ver richten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 117