VRIJDOM VAN OFFICIEREN GENERALITEIT
112
ver het in die tijd gegaan is, tot het invorderen
de Boete van
het dragen
naren ter griffie van H.H.M. Het spreekt van zelf, dat
de aangehaalde jurisprudentie moet dienen tot het ont-
zenuwen van een nieuwe bedreiging van de aloude vrij
heden der officianten.
In overeenstemming met deze verwachting gaat de
memorie aldus verder:
En zijn de instantien van Haar Hoog Mogende, be
nevens de ordres van de Heeren Gecommitteerde Raa-
den, dan ook steeds van dat equitabel gevolg geweest,
dat de voornoemde Officianten ongemoeit zijn gelaten.
Nooit hebben Deekenen en Hoofdluijden van eenige
Buurten alhier in den Haage gesustineert, dat Haar
Hoog Mogende Amptenaaren in de Buurten begrepen
moesten worden, of verplicht waren tot het helpen ter
aarde bestellen van Lijken, als alleen die van de Hof-
Buurte in den jaare 1742 omtrent de Clerquen ter Griffie
van Haar Hoog Mogende Willem van Dijk en Cornelis
van Canegies, soo als ampelder kan worden gesien uit
Haar Hoog Mogende Revolutie van den 19. July van
dat jaar, waarbij te gelijk, naar waarheid gesegt word,
dat sulks voornamentlijk de schuld was van den doen-
maligen Drukker Isaac Scheltus, sonder dat de Hoofd-
luyden van die Buurte eenig ander fundament voor hunne
sustenue wisten te allegeeren, dan dat het soo weesen
moest.
Hoe
van de Boete van 4 Schellingen wegens de weigering
van het dragen van een Lijk, kan uit gemelde Resolutie
meede worden gesien, als meede dat Haar Hoog Mbgen-
de als doen de Heeren Gedeputeerden van de Provincie
van Holland en Westfriesland hebben versogt in den
haaren (zijnde de Heeren Staaten van hooggemelde Pro
vincie in die tijd vergadert geweest) te weege te brengen,
dat gemelde W. van Dijck en C. van Canegies bevrijd