van Scheveningen naar
Samuel Pepyss in den veetwagen
Den Haag.
Met een wagen van dit veer bereikte Samuel Pepyss,
op 14 Mei 1660, ’s Gravenhage. In zijn befaamd „Diary”
verhaalt hij van admiraal Montague1) verlof te hebben
ontvangen om mede aan land te gaan met een deputatie,
die den jeugdigen Prins van Oranje moest begroeten.
Tel ik juist, dan gingen 17 Engelschen aan wal. „The
rest of the company” aldus Pepyss „got a coach
by themselves; Mr. Creed and I went in the forepart of
a coach, where in were two very pretty ladies, very
fashionable and very free to kiss the two blades
that were with them”. Dit wekt het vermoeden, dat de
andere vijftien van Scheveningen naar Den Haag zijn
gereden in een wagen als bedoeld in de verordening van
1604, terwijl Pepyss en zijn makker in een beter soort
rijtuig zaten, berekend op 4 personen binnen en twee
achter den voerman. Helaas vermeldt hij niet hoeveel
vracht hij betaalde, noch hoe men in den wagen zat.
Doch zijn betrouwbare getuigenis bewijst, dat in 1660
de voerlieden aan de veeren reeds beschikten over rij
tuigen, die men eerlang postwagens zou gaan heeten.
Benutte de Witt nu in 1665 zulk een wagen, of een
andere? Ik geloof het laatste.
Ontstaan van den Haagschen post- of Sauvegardewagen
op Amsterdam.
Wagenaar zegt, dat de Haagsche magistraat, in 1660,
aan den baljuw Quintijn de Veer, voor 30 jaren octrooi
IN DE XVIIe EN XVIIIe EEUW
123
B Deze lag met een Britsch eskader voor Scheveningen om
Karel II Stuart, na het herstel van de monarchie in Engeland,
af te halen.