;f‘r
128
VAN HAAGSCHE POSTWAGENS
-1) Gem. Arch. s-Gravenhage, O.a. 31, not. 18 September 1737.
n.l. de „Ordres op de Post-wagens
en ’s Gravenhage”. De nog aan-
van vroegere jaren vermelden die
Dienstregeling, vrachtprijzen, halteplaatsen, enz. om
streeks 1688.
Belangrijker dan die namen is de regeling van den
dienst. Daarop geven de kantooralmanakjes, door de
Haagsche burgemeesters voor hun aanteekeningen ge
bruikt, een kijk. Het oudste van die boekjes, dat ons op
weg helpt, is de Comptoiralmanach op ’t Schrickel-Jaar
Onses Heeren Jesu Christi MDCLXXXVIII, uitgeefster
de Wed. van Jasper Dol, Boek-Verkoopster op de Markt,
besijden 't Stad-huys.
Hierin vindt men
tusschen Amsterdam
wezige almanakken
ordres niet.
In 1688 dan reden de wagens, gedurende het tijdperk
van 26 Februari tot en met 29 September, eiken dag om
6 uur 's morgens, behalve op Zondagen, zoomede op
tweede Paasch-, Pinkster- en Kerstdag, want dan reed
de gewone postwagen ’s morgens nooit. De periode van
lijke regeeringen tot dusver zich schijnen te hebben be
paald tot het goedkeuren van door de octrooihouders ge
maakte regelingen. Ook in 1737, toen de Haagsche ma
gistraat de vergunning nogmaals verlengde, eischte zij
niet meer dan het ijverig bedienen van het publiek en
gehoorzaamheid aan te geven orders en reglementen. De
bepaling omtrent „agter hangende” d.w.z. op riemen han
gende, dus eenigszins veerende wagens ontbreekt. Het
octrooi, dat 26 October 1740 zou afloopen, werd nu ver
lengd met twintig jaar. Onder de belanghebbenden ko
men de namen Van der Burgh en Persijn nog voor. 3