130
kwam in de plaats van dat laatste: Huis ter Hart. Het
tarief was: van Den Haag tot Huis ten Deyl, 12 st; tot
de Haagsche Schouw, 1 gld; tot Duivenvlucht, 1 gld,
8 st: tot Sasenheim, 1 gld, 11 st, 8 d; tot Lisse, 1 gld.
16 st; tot Hillegom, 2 gld, 8 st; tot Berkenrode 3 gld;
tot Haarlem 3 gld, 3 st. en tot Huis te Vere 3 gld, 12 st.
Van Amsterdam tot Haarlem bv. 1 gld, 2 st: tot Hille
gom 1 gld, 16 st; tot Duivenvlucht 3 gld; tot Haagsche
Schouw 3 gld, 3 st. Indien ruimte vrij was, kon men op
een der pleisterplaatsen instappen. De „wagenknegt”
mocht echter niemand ,,op ’t voorrat” naast zich doen
zitten. Wie onderweg instapte, betaalde aan het eerst
volgend posthuis naar het bovenvermeld tarief. Waar
die posthuizen toen stonden, wordt niet vermeld. Aange
zien posthuis de naam was voor de halte, waar de paar
den werden verwisseld, zal destijds waarschijnlijk reeds
Duivenvlucht het eene zijn geweest; het andere, dat te
Heemstede, kent men al. Tijdens het omspannen zullen
de reizigers zich hebben verfrischt in „De dorstige Kuyl"
tegenover Berkenrode 1Duivenvlucht heette een groote
VAN HAAGSCHE POSTWAGENS
De dorstige Kuyl komt, als huysinge, reeds voor in een
erfpachtverleening dd. 1 Mei 1651; blijkens een transportacte van
25 Januari 1655, behoorde er een stalling bij, en 15 Mei 1687
heet De dorstige Kuyl een „neringrijke herberg.” Zij stond op de
grens van de wildernis van Heemstede en die van het Elisabeths-
gasthuis (te Haarlem) enkele minuten loopen van het Posthuys in
de richting Amsterdam. Zij komt nog voor in een overdrachtsacte
van 2 October 1793, doch is denkelijk kort daarna gesloopt, waarna
de grond zal zijn opgenomen in het landgoed Kennemeroord. Mis
schien is de gevelsteen toen geplaatst in het perceel aan de Koe-
dieflaan, waar zij nu nog prijkt. Dat de herberg in 1795 al was
verdwenen, is, d.m. op te maken uit het feit, dat in de acte van
26 Maart van evengenoemd jaar, waarbij Theodorus, J. B. Suermont
de Bas het Posthuys overdraagt aan Jan Ledeboer, dat relais der
postwagens ook omvat „een kleyn huysje op de selve grond
staende, waar in thans de tapnering aan de passagiers met deselve