houden blijven een goede dichte overdeckte Koets-wagen te houden, met drie bequame Paarden, mitsgaders ook goede Kussens om op te sitten”. De bedoeling zal zijn, dat degenen, die op de veeren mochten rijden, samen zulk een wagen moesten beschikbaar houden. Die voer lieden vormden een bevoorrechte corporatie. De Ordre Provisioneel bepaalt, dat de op het Groote Veer rijden den tot 14 moeten uitsterven. Den 30sten Juni 1696 trof de magistraat een dergelijken maatregel ten aanzien van de voerlieden op het Kleine Veer.1) Eerstgenoemden waren verplicht in Den Haag te wonen. 2) Ik kom nu op de verplichtingen tegenover de reizigers. De Ordre gebiedt den koetsiers „de goede Luyden niet qualick te bejegenen, ’t zij met woorden of wercken, op peyne van de Veeren te verliezen, ende arbitralijck daer over te werden gecorrigeert”. Waarop volgt: „Sul len mede niet vermogen de goede Luyden yets boven de voorsz. Vrachten af te vorderen, ’t zij met Wijn, Bier of Voeragie voor hare Paarden, maar gehouden zijn t selve te laten tot believen van de Luyden”. Ten slotte wordt den veercommissaris opgedragen te zorgen, dat alleen door de burgemeesters toegelaten be stellers om de vrachtjes zullen „smacken”. Waarschijn lijk om de passagiers te behoeden voor afzetterij door „wilde” kruiers. De commissaris verkreeg de bevoegd heid „omme de Wagens van de droncken, qualijck spree- ckende, ofte moetwillige Voerluyden te kettingen ofte te sluyten”. Doch de koetsiers bezaten ook een waarborg tegen machtsmisbruik door den commissaris. Had deze IN DE XVIIe EN XVIIIe EEUW 135 1) Gem. Arch. 's-Gravenhage, O.o. 101. (Uitsterven tot 24. Maar 3 Oct. 1716 leefden er blijkbaar nog 31; toen resolveerde de Magistraat dat zij moesten uitsterven tot 25.) 2) Alsv. O.a. 40 a. (res. 20 November 1709).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 151