Het schijnt zoo. In een brief, gedateerd 23 Februari 1663, schrijft de Haagsche advocaat Mr. Adriaan van der Goes, aan zijn broer Willem te Weenen, die hem had gevraagd hoe het zou gaan met den postwagen op Antwerpen: „sal seggen, dat de wagens die van den Haeg door Rotterdam voor desen plegen té rijden ende daer ververschende van paerden over IJselmonde en Pie- tershouck ende dan voorts op het Sas van Strijen in een pont reeden, dat al vrij verder om was als over Roon sijn sal”. Hy spreekt verder over een vracht van 12 men- schen, want zooveel zitten, zegt hij, in twee wagens. Eindelijk vertelt hij, dat Quack, die voorleden jaar de postwagen had, reeds contracten heeft met Rotterdam en den Heer van Roon en Goodschalcksoort, voor den tijd van 25 jaar. Den 9den Maart bericht hij: ,,De postwa gens sullen seeckerlijck in April beginnen te rijden”. Uit een epistel van 6 Juni 1669 blijkt, dat de dienst is ge staakt, doch zal worden hervat. Hij kan dat verklaren, omdat de geinteresseerdens bij de posterij hem erover hebben geraadpleegd. Adriaan en Maarten van der Goes waren destijds gezaghebbende juristen te 's Gra- venhage. Zelfs de Witt vroeg hun soms advies, of schoon zij bekend stonden als katholiek en prinsqezind. Ten slotte deelt hij (25 Augustus 1669) nog aan Willem mede, dat de postwagen op Antwerpen, die door het afsterven van den postmeester „desert was geloopen”, opnieuw moet worden ingericht. Men wilde vooral ook het retour uit Antwerpen verwerven, wat aan Quack nooit was toegestaan. Daarom zou de heropening nog wel even duren, maar de Staten hadden een accoord met den heer van Roon al geapprobeerd.1 VAN HAAGSCHE POSTWAGENS 138 1) C. J. Gonnet. Briefwisseling der gebroeders Van der Goes. (Werken Hist. Genootschap Hie Serie, no. 10 en 11).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 154