Ruim negentig jaren liet de magistraat aan de leiders van de geoctroyeerde postwagenonderneming groote vrij heid. Maar, toen dezen, in 1754, wederom verzochten om verlenging van den, in 1760 afloopenden, vergunnings- tijd, ondervonden zij, dat de overheid besloten had zich voortaan krachtiger met de uitvoering van den dienst te bemoeien. Zij beschikte op het request wel favorabel, doch beperkte feitelijk den nieuwen termijn tot 15 jaren, venvervoer zou belasten. Zij verzochten medewerking. Dewelke echter uitbleef. Tegenwerking ondervond hij meer dan genoeg. Zoodat hij in October 1662 bij den Hoogen Raad moest vragen om brieven van cessie. Dit strookt met wat Mr. Van der Goes op 23 Februari 1663 aan zijn broer schreef. Maar hoe nu zijn bewering over een Haagschen wagen, die „voor desen”, door Rotter dam zuidwaarts reed, te verklaren? Ik vermoed het vol gende. Quack beschikte in Den Haag over bekwame en ijverige medewerkers, o.a. ten behoeve van de posterij op Engeland, zoomede wegens zijn relatie met De Witt. Ik noem bv. Christiaan van Offenbergh en Francq Bis dommer. Het lijkt me zeer aannemelijk, dat hij door hun bemiddeling heeft kunnen zorgen, dat geregeld een wa gen van het Kleine Veer op Rotterdam vertrok in aan sluiting met zijn postwagen naar Antwerpen. En wellicht is dan mede opgehelderd, waarom in de Ordonnantie voor het Kleine Veer uitsluitend bij de lijn naar Dor drecht een koetswagen wordt vermeld. Zij konden im- bers dat rijtuig huren en dan steeds krijgen op den door hen gewenschten tijd. VAN HAAGSCHE POSTWAGENS 140 II. GESTADIG KNELLENDER OVERHEIDSREGELING VOOR DEN GEOCTROYEERDEN DIENST.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 156