Art. 3 verplicht de directie voortaan uitsluitend wa
gens met zijglazen te doen aanmaken.
Art. 4 regelt wat gebeuren moet, indien meer dan zes
personen willen vertrekken. De directie moet dan 2 voer
tuigen laten rijden. Dat moet zij ook, wanneer onder de
normale zes reizigers een of meer bereid zijn voor 8 per
sonen te betalen. Waarop volgt een uitgeplozen regeling
voor het bezetten der plaatsen bij zooveel meer ruimte.
Bij opkomst van 13 passagiers moeten 3 wagens rijden,
enz. 1)
Art. 5 gebiedt nauwkeurig op tijd te rijden, opdat de
wagens elkaar op de wisselplaats tusschen Hillegom en
Lisse zullen ontmoeten. Reizigers moeten tijdig voor het
vertrek aanwezig zijn. Wie te laat komt, krijgt zijn geld
niet terug.
Art. 6 eischt, dat de postiljons snel rijden. Is de weg
hard, dan moet de geheele afstand worden gedaan in
6 uren; anders 6 gld. boete aan de armen der diaconie
van de stad, waar de klacht is ingediend. De directeuren
betalen ieder de helft. In geval van kwaad weder, don
kere avonden of ramp, geen boete.
Art. 7 verlangt, dat op de pleisterplaatsen niet langer
worde getoefd, dan noodig is om de paarden te drenken.
In den winter, of bij koel weder, mag te halver wege
Amsterdam en Haarlem niet worden gepleisterd. Op de
plaatsen, waar de paarden worden verwisseld, als op het
posthuis aan den Dorstigen Kuil en aan de Duivenvlucht,
moet hét nieuwe span gereed staan en „zonder sukkelen”
worden aangespannen. Anders 3 gld. boete voor den
postiljon. Voorts, dewijl de postwagen niet dient om
paketten, maar om passagiers ten spoedigste over te
VAN HAAGSCHE POSTWAGENS
142
Hieruit valt af te leiden, dat het bedrijf destijds bloeide.