IN DE XVIIe EN XVIHe EEUW
147
1) Uit de betr. Transportreg. blijkt, dat hij de stalling, enz., te
's-Gravenhage, gelegen aan de Hooykade, westzijde, op 8 Febr.
1797 overdroeg aan C. Vinju, alhier, voor 3200 en 160 rantsoen
geld. Deze verkocht in Dec. 1803 voor 1300 aan W. van Rijn,
denkelijk een huizenspeculant. De cijfers teekenen den achteruit
gang van velen in den Franschen tijd. De Duivenvlucht kwam,
na door verschillende handen te zijn gegaan, in 1810 ten deele en
in 1812 geheel aan den postmeester der paardenposterij J. F. Kau-
derer van de Postbrug. (Gem. arch. 's-Gravenhage, Alg. Rijksarch
en dagreg. Hyp. kantoor Leiden).
David Cornelis van Lennep had, in October 1795, het
Amsterdamsche octrooi voor den dienst verworven, door
Octrooihouder Bresler geeft het op (1796). De Amster-
dammer D. C. van Lennep verwerft het octrooi.
Tegen het einde van 1795 had de toenmalige Haag-
sche ondernemer, zekere heer Bresler, er klaarblijkelijk
genoeg van. Begin Januari 1796 liet hij althans zijn be
drijfsmiddelen in het openbaar veilen. Niemand deed
echter een aannemelijk bod, zoodat hij moest ophou
den”. Uit de gegevens omtrent die veiling leert men,
dat Bresler beschikte over 40 paarden, benevens zes post
wagens en chaisen. Voorts had hij in Den Haag een
stalling voor 24 paarden, met drie afzonderlijke huisjes,
en aan de Duivenvlucht een huizinge met stalling voor
30 paarden x).
Ofschoon niemand belust scheen de zaak over te ne
men, wilde Bresler zelf niet nóg meer goed geld naar
kwaad geld werpen. Den 27 sten Januari schreef hij aan
zijn Amsterdamschen collega Van Lennep, dat hij het
vaste voornemen koesterde den dienst met 14 Februari
te staken. Hij had dit reeds aan het stadsbestuur mede
gedeeld en berichtte het dienzelfden dag, per advertentie
in de Haagsche Courant, aan het publiek.