148 VAN HAAGSCHE POSTWAGENS het Volk expresberichten. Het gemeentebestuur van het Comité van Alge- om naar bevind van zaken J) Bij acte van 24 Oct. 1782, had meergenoemde Theodorus, Jan, Baptist Suermont de Bas, toen wonende te Bodegraven, ver kregen van Johannes, Sebastiaan van Namen, muntmeester der Provincie Utrecht, wonende te Amsterdam, het Posthuys (buiten verblijf, met stalling, enz., enz., zoomede eenige perceelen wei- of hooiland), en het octrooi voor het rijden der postwagens van Am sterdam naar Den Haag, v.v. benevens 40 postpaarden, 7 post wagens en 4 chaisen tot de posterij behoorende. Dat zal het Am- sterdamsche octrooi zijn, want Bresler bezat het Haagsche. 2) Gem. Archief Amsterdam, not. Nw. Sted.bestuur, 27 Jan. 1796, aankoop, mede in openbare veiling, van het posthuis aan den Heerenweg onder Heemstede.1 Jong en doortastend, streefde hij ernaar het bedrijf nieuw leven in te blazen. Wat hem aanvankelijk schijnt te zijn gelukt. Het besluit van Bresler kwam hem dus bijster ongelegen. Want het staken van de ritten uit Den Haag, juist nu het betere seizoen begon, moest de Amsterdamsche onderneming ernstig schaden. Dies wendde hij zich onmiddellijk tot het Amsterdam sche gemeentebestuur, met verzoek om steun bij de be raming van maatregelen tot instandhouding van den Haagschen dienst. Hij had erover gedacht dezen te koo- pen, doch daarvan afgezien, omdat hij twijfelde of één man het bedrijf in zijn geheel zou kunnen leiden. Hij verzuimde niet de nieuwe stadsregeerders te wijzen op het gemak, dat zij zelf ondervonden van de zoo snelle verbinding met 's Gravenhage, zoowel voor de reizen van hun vertegenwoordigers in het college van Provisioneele Representanten van het Volk van Holland, als voor de overbrenging van stelde het request in handen meen Welzijn, met opdracht te handelen 2). Het Comité drong, in een missive van 30 Januari, bij

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 164