benoodigd was. Maar het octrooi verkocht hij niet. Dit
laatste meen ik te mogen afleiden uit de laatste zin der
advertentie: „N.B. In deze Verkooping zal niets inge
stoken worden.” Het ging dus uitsluitend om de paar
den, wagens en andere middelen tot uitoefening van het
bedrijf.
Een kooper daagde op. En den lóden Mei 1800 deed
de Haagsche Courant den lezers kond, dat men weer
van de aloude reisgelegenheid kon gebruik maken. De
tekst van deze aankondiging verdient letterlijke aanha
ling, want er staat iets in, dat ons tot dusver onbekend
was. ,,De Publieke Postwagen van 's Hage op Amster
dam en Vice Versa, zal met de maand Juny aanstaande
weder als vooren Rijden, Maandag, Woensdag en Vrij
dag van Amsterdam na ’s Hage, en Dingsdag, Donder
dag en Zaturdag van s Hage na Amsterdam. Des mid
dags ten een uure precies van 't Heeren Logement.”
Daar kijken we even van op! Er staat duidelijk, dat
de wagen slechts driemaal per week in beide richtingen
zou gaan rijden, maar wat beteekent „als vooren” in dit
verband? Reed Van Lennep gedurende de laatste maan
den of jaren eveneens maar driemaal in de week heen
en terug? Ik weet wel, dat hij in 1796, bij zijn pogingen
om den dienst op gang te houden, zoo iets heeft voor
gesteld1). Maar het staat toch vast dat hij in 1797,
behoudens de bekende uitzonderingen, tweemaal per dag
in beide richtingen vervoerde 2). In de notulen van den
Haagschen raad vond ik niets omtrent een vergunning
tot zoo ingrijpende beperking. Berigtenboekjes van 1798
tot en met 1802 heb ik, helaas, niet kunnen raadplegen.
Wat het boekje voor 1803 leert, zal men verderop zien.
VAN HAAGSCHE POSTWAGENS
154
x) Dagbl. v. h. verhandelde, enz. 26 Februari 1796.
2) Berigtenboekje 1797.