IN DE XVIIe EN XVIIIe EEUW 157 1) Gem. Arch. ’s-Gravenhage. Db. 75 II. Van Lennep was gesteld bij de andere „postwagens” en bij de vrachtrijders in *t algemeen. Toen de omwenteling van 1795 uitbrak, gold in Den Haag nog steeds de voorloopige verordening van den jare 1668. Maar het nieuwe gemeentebestuur gaf op 19 September 1799 een Gerenoveerd Reglement, waar naar de voerlieden van het Groote en het Kleine Wagen veer zich voortaan hadden te reguleeren 1Hieruit in- teresseeren ons vooral de artt. 10, 11, 23 en 30. Art. 10 luidt: „De Voerlieden van het Groote Wagenveer, als zijnde Eigenaars van de Vijf Postwagens, zullen voor taan op gemeene kosten, gereekend naar gelang van ieders Actens, dezelve in behoorlijke order moeten onder houden, om daar mede bij beslooten Water op de Post- Veeren te Ryden.” En art. 11 vult aan: „Bij beslooten Water zullen opgem. Voerlieden dagelijks met de Post wagen moeten Rijden, op de Steden Utrecht, Amsterdam en Leijden en daar mede moeten afrijden, op Utrecht des morgens ten 7 uuren, op Amsterdam des morgens ten 9 uuren en op Leyden des voormiddags ten 1 uuren en op Leyden des voormiddags ten 1 uuren. Waarna art. 23 bepaalt, dat de postwagen op Amsterdam, ofschoon alleen geschikt tot vervoer van goederen, indien er plaats over is, ook passagiers mag medenemen. Ten slotte belast art. 30 de voerlieden van het Kleine Wagenveer met een dagelijkschen dienst, om 9 uur 's morgens, naar Delft en Rotterdam. Ter toelichting strekke het navolgende: Een voerman mocht meer dan één acte hebben. Men kende een groote en een kleine acte; houder van eerstgenoemde moest (per acte) minstens 1 wagen en 3 paarden bezitten, die van een kleine acte 1 wagen en 2 paarden. Doch

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 174