VAN HAAGSCHE POSTWAGENS
158
Reglement voor de huurkoetsiers van
Ordonnantie en
5 Febr. 1801.
Gem. Archief ’s-Gravenhage. F. 9. not. 11 September 1800.
2) Gem. Archief 's-Gravenhage. F. 9 not. 5 Februari 1801
er bestond een voorschrift, in de wandeling „kaart”
geheeten, dat o.a. bepaalde, dat een huurkoetsier niet
meer dan twee wagens en twee „fourgons" tegelijk op
den weg mocht hebben. In September 1800 weigerde
het gemeentebestuur provisoirlijk een verzoek van den
voerman, D. W. Veldhorst, om ontheffing van die be
paling. Het voegde er evenwel bij, dat men het den man
niet lastig moest maken, wanneer hij in overtreding viel,
zoo dat geschiedde op verlangen van het Uitvoerend
Bewind der Republiek, of van een Fransch generaal1).
Vermoedelijk bleef Veldhorst aandringen, want 8
dagen later adviseerden de wethouders tot definitieve
weigering. Hij zou dus niet meer dan twee acten mogen
hebben. Maar de wethouders wilden nu aan alle koet
siers toestaan meer rijtuigen op den weg te hebben,
indien het Uitvoerend Bewind of eenig Fransch opper-
officier zulks vorderde. De Raad difficulteerde blijkbaar,
althans hield de zaak in deliberatie.
Uit welk nader overleg zal zijn ontsproten de nieuwe
Ordonnantie met Reglement voor de huurkoetsiers van
5 Februari 1801 2).
De Ordonnantie schreef voor, dat een koetsier ver
plicht was te houden 1 koets met 2 paarden en 1 over
dekte wagen met 3 paarden; anders verbeurde hij zijn
acte. Zoo hij wilde mocht hij er meer bezitten. Art. 6
verbood den gewonen koetsiers op de wagenveeren te
rijden. Dat werk bleef dus voorbehouden aan het veer-