voorzien waren, de daarop te vallen kosten niet konden goed maken. Dan, dat niettemin bij besloten water, Postwagens van hier vertrekken tot transport van goederen, en wel naar de Steden, op de navolgende wijze (zonder preciselijk te kunnen bepalen den tijd, die zij onder weg zijn, door dien zulks van een goede of kwade weg, in het winter seizoen afhangt) als: op Utrecht des morgens ten 7 uuren, op Amsterdam en tegelijk op Haarlem des mor gens ten 9 uuren, op Leyden des morgens ten 10 en des middags ten 3 uuren, op Rotterdam des morgens ten 9 en des namiddags ten 3 uuren. De Wagen op Rotterdam, Leyden en Utrecht gaan de passagiers voor de goederen, op Am sterdam en Haarlem gaan de goederen voor. Niettemin nemen de voerlieden, plaats overig zijnde, doch anders niet, passagiers mede, ingevolgde het Regl. in dato 5 Februari 1801. 3. De aart der Postwagens zijn zoogenaamde Bolder wagens, ook wel Boerewagens. 4. dat de behering van dezelven geschied door de commissarissen der voerlieden, en die zorgen dat yder voerman op zijn toerbeurt rijdt. 5. op Utrecht, Amsterdam, Haarlem en Leyden wordt door de gezamentlijke voerlieden voor het Groot Wagen Veer alhier gehouden vijf Bolderwagens, die daartoe expresselijk zijn aangelegt, en op Rotterdam rijd ieder voerman van het Groote en Kleine Wagenveer met zijn eigen wagen, doch al mede bij toerbeurten. 6. dat ten aanzien van dit poinct met bijvoeging van een exemplaar van het zelve wordt gerefereert aan het IN DE XVIIe EN XVIIIe EEUW 163

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 180