voor de Huurkoetsiers en Voerlieden der Wagen- alhier 1 Regl. veeren Commentaar overbodig. En wie nog niet overtuigd is door ambtelijke verklaring van Mr. Jan Slicher, zal toch wel moeten zwichten voor de volgende bewijzen uit Amsterdam, waarover ik, terloops al heb gesproken. Ook Amsterdamsche documenten bewijzen, dat de oc~ trooiwagendienst vele jaren vóór 1811 is gestaakt. In 1811 verzocht de Amsterdamsche stalhouder Lucas van Koppen den Maire zijner woonplaats om vergunning tot het exploiteeren van een Postwagen, dagelijks rijden de over Den Haag op Rotterdam, en terug, in samen werking met zijn Rotterdamschen bedrijfsgenoot Groen. Nu had Koppen de voorafgaande jaren, met H. Lieshout en andere Amsterdammers een dergelijke dienst ge durende de wintermaanden uitgeoefend. Blijkbaar wilde hij hen bij oprichting van een volledigen dienst uit schakelen. Doch Lieshout, c.s„ wendden zich eveneens tot den Maire. Deze liet zich voorlichten door Mr. J. Corver Hooft, die ter zake, den 4den April, advies uit bracht. Welnu, in dit document zegt de rapporteur, dat op, dat tijdstip een postwagen van Amsterdam, via Den Haag, op Rotterdam bestond, bediend door een associa tie van acht voerlieden, waaronder Koppen, doch alleen rijdende bij besloten water. Corver Hooft behandelt dan verschillende bezwaren tegen het verzoek van Koppen. Het is overbodig daarop nader in te gaan, behalve wat betreft één ervan. Hij VAN HAAGSCHE POSTWAGENS 164 Gem. archief 's-Gravenhage. F. 164.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 181