I van het onzuivere water uit de genoemde grachten, en versch water in dezelve te doen stroomen. Deeze wijze van beschouwing, en daaruit gevolgde voorstelling der middelen van verbetering, verschild met mijne denkbeelden daar in, dat, wel is waar de uitwerk zelen van het onzuiver water, des zomers, door de ver rotting, uitzetting en gisting der daar in zich bevindende ligchamen, in couleur en reuk, het allermeest worden waargenomen, doch dat de stoffen, waar uit deze ver anderingen voortvloeijen, het meeste in de Herfst en Wintermaanden, binnen de grachten van den Haag ver zameld worden, naar dien als dan de bewoning langs dezelven, door menschen en dieren, doorgaans veel grooter is dan des zomers, niet alleen: maar dat als dan de onzuiverheid in het algemeen van de buiten wegen, meerder naar binnen gebragt, de Slagterijen menigvul- diger zijn enz. Het is derhalve, mijns inziens, eene der eerste hoofd zaken, middelen te beraamen, die bijzonder des winters kunnen werken, ter bereiking van het verlangde oog merk zoo als dan ook ten beste kan geschieden, om de navolgende redenen. Voor eerst omdat des winters de werking tot de vereischte doorspoeling, ter opruiming van de onzuivere stoffen, en tot diephouding der bodems van de voor melde grachten, als dan van des te meerder kracht, en van minder onaangenaame gewaarwording dan des zomers zal zijn, naar dien de stand van het water, in allen de grachten en kanaalen, zoo wel binnen als buiten den Haag werwaards toch de onzuiverheid behoord weg-gespoeld te worden, des winters veel hooger is dan des zomers. Ten anderen om dat des winters de boezems-wateren van Delfland en Schieland, waar van het Haagsche HAAGSCHE WATERSCHEIDING 169

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 187