HAAGSCHE WATERSCHEIDING
171
bruggen,
bruggen, zoo kan er met de geheele opening der sluizen,
tot spuying en doorspoeling van het water, met meerder
kracht, dan ooit te voren mogelijk was, worden gewerkt,
zonder dat er noemenswaardige hindernis ontstaat, voor
de vrije scheepvaart, op welke plaatsen zodanige sluizen
of verlaten gelegen mogen worden.
Als een gevolg van de beschouwing der zaak, om
alleen des zomers, en niet des winters te werken, tot
het verkrijgen van zuiver water in de voormelde grachten,
vind men nergens geen gewag gemaakt, noch eenig
middel voorgesteld, om te beletten, dat niet, zoo als
tegenwoordig, de kelders en keukens van veele voor-
naame huizen binnen den Haag, dikwerf met water
bezet geraken, uit die zelfde onzuivere grachten die
men zich voorgesteld heeft, met versch water aan te
vullen, het welk des te nadeeliger is, naar dien zulks
veelmalen in de Herfst-maanden plaats heeft, wanneer
geduurende den gantschen winter, de geleegenheid ont
breekt, om de schadelijke gevolgen zulker bevogtiging
der woninge te verhoeden.
Ik heb dus bij het voorstel, om den Haag van on
zuiver water te bevrijden, als een vereischte van groot
aanbelang beschouwd, om onder de middelen, ter be
reiking van dit heilzaam oogmerk, te begrijpen, dat zij
ook dienen moeten, om te beletten, dat voortaan niet
meer, in herfst of winter tijden, het water tot in de
kelders en keukens van zoo veele voorname huizen kan
indringen.
Uit welke wijze van beschouwing volgen moet, dat er
middelen worden voorbereid, die, en des winters, en des
zomers, ter bereiking van de bedoelde oogmerken, kunnen
werken: welke in het volgend artikel zijn aangeweezen.