I J
Het eerste bij de Letter A (zie de Kaart No. 1in de
beek-watering, eeven buiten den Haag, ten zuiden van
de Loosduinsche vaart, tusschen de buitenplaats Wester-
beek en de Haag-woning, om te beletten dat de zuivere
duinwateren, van de zijde van Zegbroek enz. niet door
de zoogenaamde hooge heul, naar de rivier-sluizen van
Delfland en Schieland weg stroomen, zonder dat zij de
grachten van den Haag kunnen bereiken.
Het tweede bij B in de boezems-watering aan de Leu-
genbrug, na bij Loosduinen, om te beletten, dat de duin
wateren, van de onder Oost en west-maden, door de be
kende quint-heul, niet vruchteloos voor de grachten van
den Haag weg vlieten.
Het derde bij C aan de Oostzijde van den nieuwen
weg in den bekenden gantel bij Poeldijk op dat het af-
vloeyende duin-water van onder ter Heide, Monster en
's Gravezande al mede niet van den Haag verwijdert,
weg stroomt.
Het vierde bij D, vóór het Kasteel van Hondsholredijk,
in de boezems-watering, die door Zwaantjesheul afloopt.
En eindelijk om dat nooit de Oranje Sluis, des nodig,
buiten werking voor Delflands uitloozing zoude geraken,
en ’er aan de andere zijde, voor de grachten van den
Haag, als dan door dezelve, geen zuiver duin-water
zoude verloren gaan, dient eene enkelde wacht-deur,
nabij de wale-heul en het nieuwe water te worden ge
steld, zie bij Letter E waaromtrent te voren, tot het op
houden van het duin-water voor het Kasteel van Honds
holredijk, en de hooge landen in die streeken, een verlaat
heeft gestaan, zoo wel als om die zelfde reden een, of
schoon kleinder, wachtdeur diend gemaakt te worden,
voor de brug van den Heer van der Pot, in de merrien-
dijk, aan het oost-einde van Hondsholredijk, op dat niet
het water uit de dijksloot, door de nieuwe vaart van
KONING LODEWIJK NAPOLEON EN DE
174