KONING LODEWIJK NAPOLEON EN DE 178 I zoo dat van de Oranje Sluis af, tot aan de waterscheiding van Rhijnland toe, ter lengte van omtrent drie en een half uur gaans, de nieuwe en Loosduinsche vaarten, met alle de wateringen van ’s Gravenzande, Monster, Poel dijk, Naaldwijk en Loosduinen; mitsgaders van Haag- ambacht; de Benoordenhoutsche polder, tot tegen de Bezuidenhoutsche weg in het Bosch, rondom de Oranje Zaal, en langs den nieuwen Straat-weg tot aan de voor melde waterscheiding, merendeels geen ander, dan hel der, rivier, of in de zand-gronden gezuiverd, water zoude te vinden zijn, het welk zoo hoog boven, of gelijk Delf- lands gewoon boezempeil opgestuuwd, gehouden kan worden, als met voordeel der hooge onbepolderde landen te bepalen is, en tot aanhoudende strooming van het zelve, door de binnen grachten van den Haag wordt ver- eischt. Hier bij moet in de eerste plaats worden opgemerkt: dat, als het water in den boezem van Delfland, te gelijk met dat in die van den Haag zich hooger mogt bevinden, dan het hier nader bepaalde binnenpeil der Haagsche grachten, dat als dan de wacht-deuren voor dezelven, met die in het Spui, geslooten moeten blijven, of dat om andere redenen verkozen werdt, die sluiting te doen plaats hebben, dat dan noch genoegzaam verschil in de hoogte der zoo evengemelde boezems-peilen zoude kun nen bestaan, om voldoende strooming van water, alléén door de buiten grachten rondom den Haag te bewerken, ten einde dezelven op zulke tijden ruime doorspoeling te doen genieten; en indien het water voor sommige par ticulieren of algemeene belangens te hoog opgezet mogt geraken, is 'er niets anders nodig om de zaak, over het geheel, in derzelver tegenwoordigen staat te herstellen, als het openen van een of meer der vier eerst voorge stelde schut verlaaten, bij A, B, C en D, zie de kaart

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 197