OVER DES BURGGRAVEN HUUR TE SCHEVENINGEN EN HET BUITENGOED ZORGVLIET - 3 In den jaargang 1942 van dit Jaarboek heb ik een tweetal voor schepenen van Den Haag verleden akten aan een bespreking onderworpen. Hoewel zij bijkans 50 jaar in ouderdom verschilden en de namen der partijen zoowel als die der belenders in de eene oorkonde geheel afweken van die in de andere, meende ik toch op ver schillende gronden te mogen aannemen, dat de twee akten op de zelfde bezitting betrekking hadden. In de oudste dier oorkonden kwam de bepaling voor, dat de erfhuurder van het land, hetwelk te Scheveningen ge legen was, „des burchgraven huijer” geven zou, „alssoe tregister van hem hout”. In aanmerking genomen dat die oorkonde dateerde van 1397, dus uit een jaar, dat Filips van Wassenaar, burggraaf van Leiden, na zijn verban ning en de verbeurdverklaring zijner goederen wegens medeplichtigheid aan den moord op Aleid van Poelgeest, weliswaar reeds met graaf Albrecht verzoend, maar nog niet wederom in het bezit zijner goederen gesteld was, meende ik het besluit te mogen trekken, dat men in deze huur van den burggraaf de erfhuur of grondtijns van DOOR Dr. P. J. VAN BREEMEN 1 s

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1944 | | pagina 46